zondag 5 april 2015

Garcia's differenties

Tristan Garcia spreekt in zijn Form and Object. A Treatise of Things over het ding als de differentie tussen dat wat het ding omvat en dat wat door het ding omvat wordt, tussen de omgeving waarin het ding is opgenomen en de componenten waaruit het ding bestaat. Maar wat bedoelt hij hier precies mee? Mijns inziens kunnen we zijn gebruik van het concept 'differentie' op drie onderling verschillende manieren interpreteren.

Volgens de eerste interpretatie moet 'differentie' worden opgevat als een operatie die analoog is aan de operatie van het berekenen van het arithmetisch verschil tussen twee rekenkundige kwantiteiten. Het ding is als de differentie van zijn omgeving en zijn componenten het resultaat van het (naar analogie met de wiskunde) bepalen van het verschil tussen beiden. We moeten de een op mathematische wijze van de ander afhalen. Dit is de interpretatie waarvan ik zelf uitga in mijn repliek op Garcia. Ook Graham Harman kiest voor deze interpretatie in zijn bespreking van Garcia's boek.

De tweede interpretatie begrijpt 'differentie' daarentegen als relatie, interactie of wisselwerking. Het ding is dan als differentie tussen omgeving en componenten de relatie of de wisselwerking tussen enerzijds de omgeving waarin het ding is opgenomen en anderzijds de componenten waaruit het ding bestaat. Het ding is deze interactie. Een dergelijke invulling van 'differentie' als wisselwerking vinden we ook in Levi Bryants differentiële ontologie.

Volgens de derde interpretatie is het ding echter de grens of de overgang tussen omgeving en componenten. Het ding is uitgaande van deze interpretatie de rand of scheidingslijn waarop beiden elkaar raken en elkaar ontmoeten. Het ding is de plaats waarop 'het buiten' van de omgeving overgaat in 'het binnen' van de componenten.

De tweede en derde interpretatie hebben met elkaar gemeen dat er zonder omgeving geen ding kan zijn. Zonder omgeving is er immers geen interactie tussen omgeving en componenten of overgang van omgeving naar componenten. De omgeving is dus constitutief voor het bestaan van het ding. En hetzelfde geldt voor de componenten. Er kan immers evenmin een wisselwerking of grens tussen omgeving en componenten zijn als de componenten ontbreken.

Uit de tweede en derde interpretatie volgt dat de wereld niet kan bestaan. De wereld heeft als het allesomvattende namelijk geen omgeving waarin het is opgenomen.* Inmiddels ben ik geneigd de tweede of de derde interpretatie als meest eigenlijk of adequaat te beschouwen. Dit heeft uiteraard gevolgen voor mijn eerdergenoemde repliek. Daarin vertrek ik immers vanuit de eerste interpretatie.

[*] Evenmin kunnen er (mereologische) atomen bestaan. Atomen bevatten immers geen componenten.

Geen opmerkingen: