zondag 5 oktober 2014

Bijdrage RD zaterdag 4 oktober: De God van Abraham, Izak en Jakob of de God van de filosofen?

Na de dood van Blaise Pascal (1623-1662) werd er een opgevouwen perkament gevonden in de voering van zijn jas. Er stond een tekst op die Pascal schreef naar aanleiding van een persoonlijke ervaring: „VUUR. God van Abraham, God van Izaäk, God van Jakob, niet der filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel, Vreugde, Vrede. God van Jezus Christus.”
De God van de geleerden heeft niets te maken met de God van de Bijbel, aldus Pascal. Deze opvatting is nog steeds wijd verbreid. Is dat terecht? Is er echt een enorme spanning tussen wat de Bijbel zegt over God en wat de filosofie over Hem vertelt?
In filosofische argumenten voor het bestaan van God wordt God vaak opgevat als een lichaamsloze geest die de eerste oorzaak is van de werkelijkheid. Staat dit op gespannen voet met Bijbels spreken over God? Dit lijkt niet het geval. Juist in Bijbelse verhalen komt God naar voren als een immaterieel wezen dat de ultieme oorsprong is van de hele wereld. Zo zegt Johannes 1:3 dat alles is ontstaan door het Woord van God en dat zonder dit Woord niets buiten God bestaat. Of neem Romeinen 11:36: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.” En Kolossenzen 1:16 benadrukt nog eens dat met ”alles” ook daadwerkelijk alles wordt bedoeld: alle dingen „die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn.”

Eeuwig
Nu maken filosofen die reflecteren op het wezen van God vaak gebruik van de gedachte van God als ”perfect being”. Uitgangspunt is dat God datgene is waarboven niets groters gedacht kan worden. God is een maximaal perfect wezen en dus bijvoorbeeld alomtegenwoordig, alwetend en almachtig. Is er dan wellicht een spanning tussen het Bijbels Godsbegrip en dit filosofische denken?
Dit lijkt evenmin het geval. Bijbelverhalen spreken over Gods overtreffende majesteit, verhevenheid en heiligheid. Dat sluit juist goed aan bij het denken over God als maximaal perfect wezen. Bovendien komen we veel van de genoemde perfecties ook tegen in Bijbelteksten. Zo lezen we in Psalm 139 en Jeremia 23 dat God overal aanwezig is. En uit Psalm 139 en het boek Job valt op te maken dat helemaal niemand God iets kan leren. God weet alles wat er te weten valt. Ook wordt God in bijvoorbeeld Genesis, Job, Jeremia en Mattheüs, expliciet ”almachtig” genoemd of wordt gesteld dat niets voor God te moeilijk is – dan wel dat God alles kan doen.
Natuurlijk zijn er ook passages te vinden die hiermee in strijd lijken te zijn. Maar daarmee raken we aan een kernpunt. Bijbelverhalen maken niet altijd duidelijk hoe je bepaalde eigenschappen van God moet opvatten. Zo leert de Bijbel dat God eeuwig is. Maar wat betekent dat precies? Bestaat God in de tijd vanuit een eindeloos verleden naar een eindeloze toekomst? Of wordt bedoeld dat God buiten de tijd staat? En hoe moeten we Gods alomtegenwoordigheid begrijpen? Is God overal in de ruimte aanwezig, of staat God buiten de ruimte? Of neem Gods almacht. Betekent dit dat God bijvoorbeeld een steen kan maken die zo zwaar is dat Hij deze niet kan optillen? En zo ja, leidt dat dan niet tot onaanvaardbare paradoxen?
Dit soort vragen kunnen niet alleen vanuit Bijbelteksten beantwoord worden. Hier kan de filosofie een eigenstandige bijdrage leveren. Door wijsgerige reflectie op genoemde eigenschappen kan het Godsbegrip nader doordacht worden. Op die manier kun je systematiek en samenhang aanbrengen. Neem die steen. Godsdienstfilosofen hebben voorgesteld om almacht te begrijpen als het in staat zijn om al het logisch mogelijke te doen. Gods almacht betekent dan niet dat God ook het logisch onmogelijke kan doen.

Aanvulling
Een ander voorbeeld betreft Gods (on)veranderlijkheid. Het filosofische denken over God als volmaakt wezen leidt volgens sommigen tot de conclusie dat God onveranderlijk is. Hoewel er in de Bijbel passages zijn aan te wijzen waaruit opgemaakt kan worden dat God onveranderlijk is, zijn er ook passages waarin God wel degelijk lijkt te veranderen. Uit het perfect being denken volgt echter niet dat God onveranderlijk is. Zo weet God nu dat er 7,1 miljard mensen op aarde wonen, en over enige tijd 7,2 miljard. Dit soort bijkomstige veranderingen van God doen niets af aan Gods volmaaktheid. Wat wel uit het perfect being denken volgt is dat Gods essentie onveranderlijk is. En dat is niet in tegenspraak met een God die bijkomstige veranderingen kan ondergaan. Bijbel en perfect being denken sluiten dus ook in dit voorbeeld goed op elkaar aan.
Om te komen tot een verantwoord Godsbegrip is er naast het bestuderen van de Bijbel dan ook wel degelijk plaats voor filosofisch nadenken over de aard van God. Beiden vullen elkaar juist goed aan en fungeren onderling als elkaars toetssteen.
Kortom, meerdere wegen leiden naar een weloverwogen begrip van God: niet alleen Bijbelteksten, maar ook filosofische reflectie. Dit hoeft ons niet te verbazen. God schiep de mens immers als een wezen behept met vele verschillende vermogens, waaronder ons kritisch redeneervermogen.
Ook daarin is de mens beeld van God.

Dr. ir. Emanuel Rutten is als onderzoeker verbonden aan het Abraham Kuyper Centrum voor Wetenschap en Religie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Geen opmerkingen: