zondag 27 juli 2014

Fine tuning: het argument en de tegenwerpingen

Het fine tuning argument behoort tot één van de meest interessante rationele argumenten voor het bestaan van God. In een nieuw essay, dat inmiddels ook hier op mijn website beschikbaar is, bespreek ik het argument en de belangrijkste bezwaren ertegen. Ik betoog dat geen van deze tegenwerpingen succesvol is en dat we dan ook kunnen concluderen dat dit argument één van de sterkere Godsargumenten betreft. Niets wijst erop dat het argument aan kracht zal inboeten.

woensdag 23 juli 2014

RTL5 interview met Jan van den Bosch

Op zondagochtend 8 juni j.l. interviewde Jan van den Bosch mij voor zijn programma Hour of Power op RTL5 over geloof en wetenschap. Het interview is inmiddels ook hier online beschikbaar.

donderdag 10 juli 2014

Een nieuwe bijdrage voor DeBezieling

Voor DeBezieling schreef ik een bijdrage over hoe wereldbeelden redelijk beoordeeld kunnen worden. Ik kom tot minimaal zeven criteria, afwisselend van zowel cognitief-theoretische als praktisch-existentiële aard. Genoemde bijdrage is hier online beschikbaar.

dinsdag 8 juli 2014

Jan Dirk Snels repliek op mijn twee stukjes

Met enige verbazing las ik Jan Dirk Snels repliek op mijn eerste en tweede stukje over criteria voor het redelijk accepteren van verzamelingen van uitspraken. Snel beweert allereerst dat het criterium waar het mij in mijn stukjes om gaat sterker is dan het criterium van logische consistentie. Hij maakt hier echter een denkfout. Het criterium is namelijk zwakker, zoals ik reeds opmerkte. Ik zal dit nader toelichten. Laten we het criterium dat de verzameling uitspraken in kwestie logisch consistent moet zijn criterium A noemen. Het criterium dat het niet zo mag zijn dat de verzameling uitspraken logisch inconsistent is en ook geweten wordt dat de verzameling inconsistent is, noem ik criterium B. Criterium B eist dus dat het niet tegelijkertijd zo is dat de verzameling inconsistent is en geweten wordt dat dit zo is. Criterium A en criterium B zijn noodzakelijke voorwaarden. Een verzameling uitspraken die niet aan criterium A voldoet, kan op grond van criterium A niet geaccepteerd worden. En hetzelfde geldt voor criterium B. Nu sluit criterium A veel meer verzamelingen van uitspraken uit dan criterium B. Criterium A sluit immers alle logisch inconsistente verzamelingen uit. Criterium B daarentegen sluit alléén die logisch inconsistente verzamelingen uit waarvan geweten wordt dat ze logisch inconsistent zijn. Welnu, precies omdat criterium A veel meer verzamelingen uitsluit dan criterium B volgt onmiddellijk dat criterium A sterker is dan criterium B. Kortom, het criterium waar het mij in mijn stukjes om gaat (criterium B) is wel degelijk zwakker dan het criterium van logische consistentie (criterum A) en niet sterker zoals Snel ten onrechte denkt.

Snel schrijft vervolgens: “Met het algemene criterium [i.e., criterium A] zal op zich niemand moeite hebben”. Ook dit is natuurlijk niet het geval. Sterker nog, criterium A is evident onhoudbaar als noodzakelijke voorwaarde voor het redelijk accepteren van een verzameling uitspraken. Hierover schreef ik eerder al het volgende: "Het kan namelijk heel redelijk zijn om een verzameling uitspraken waarvoor we goede gronden hebben te accepteren, ook al kunnen we niet uitsluiten dat deze verzameling in zijn geheel logisch inconsistent is. Sterker nog, vanwege de beperktheid van onze menselijke cognitieve vermogens, komen dit soort situaties zelfs vaak voor. Weet Mark bijvoorbeeld zeker dat de verzameling uitspraken van een omvangrijk door hem geschreven wetenschappelijk boek logisch consistent is? Natuurlijk niet. Er kunnen hier en daar best uitspraken in dat boek staan die niet tegelijkertijd waar kunnen zijn. Jan kan dat niet afdoende uitsluiten. Toch accepteert Jan iedere zin van zijn boek. En terecht. Het eisen van logische consistentie voor het redelijk kunnen accepteren van een verzameling uitspraken is dan ook onhoudbaar. Een dergelijke eis legt de lat voor redelijkheid veel te hoog".

Even verderop in zijn repliek blijkt dat Snel er helaas niet alleen naast zit wanneer hij criterium B sterker noemt dan criterium A en denkt dat criterium A probleemloos is. Hij blijkt namelijk criterium B überhaupt niet begrepen te hebben. Dit verklaart wellicht waarom hij criterium B ten onrechte sterker noemt dan criterium A en waarom hij eveneens ten onrechte denkt dat criterium A probleemloos is.

Snel schrijft: “Een nadere blik op de formulering lijkt eigenlijk voldoende om die van de hand te wijzen, althans in deze vorm. Het is namelijk als geheel helemaal geen criterium. Het eerste deel – ‘dat het niet zo mag zijn dat de verzameling uitspraken logisch inconsistent is’ – is op zich niet problematisch. Uitspraken horen niet logisch inconsistent te zijn, daar komt het op neer en dat is een criterium dat we in het dagelijks leven volop aanvaarden, ook al houden we ons er niet altijd aan.”

Snel denkt blijkbaar dat criterium B eist dat een verzameling uitspraken niet logisch inconsistent mag zijn. Maar dat eist het zwakkere criterium B helemaal niet. Natuurlijk niet. Het enige dat criterium B eist is dat als een verzameling logisch inconsistent is, niet geweten mag worden dat die verzameling logisch inconsistent is. Criterium B sluit dus niet alle logisch inconsistente verzamelingen uit (zoals het veel sterkere criterium A doet). Criterium B sluit alléén het accepteren van logisch inconsistente verzamelingen uit wanneer ook geweten wordt dat die verzameling logisch inconsistent is.

Vervolgens schrijft hij: “Maar dan het tweede deel: ‘dat het niet zo mag zijn dat […] je ook weet dat die verzameling inconsistent is’. Wat kan dat nou betekenen? Je mag iets niet weten. Hoe kan dat nu een criterium zijn? Wat als je het per ongeluk toch weet? Kun je dat weten dan weer ongedaan maken? Nee, al kun je het op den duur wellicht vergeten, maar daarmee geef je geen gevolg aan een criterium. Als je weet dat uitspraken niet inconsistent mogen zijn, kun je proberen ervoor te zorgen, dat ze wel consistent zijn. Maar als je eenmaal iets weet, kun je er niet meer voor kiezen dat niet te weten.”

De verwarring bij Snel neemt alleen nog maar meer toe. Natuurlijk kun je iets per ongeluk weten. Natuurlijk kun je zaken vergeten. En uiteraard is het ook vaak zo dat als je iets weet je er niet meer voor kunt zorgen dat je het niet weet. Dit alles is echter volstrekt irrelevant voor een goed begrip van wat criterium B zegt. Criterium B zegt alleen maar dat als een verzameling uitspraken logisch inconsistent is en je dit ook weet, je die verzameling niet redelijk kunt accepteren. Dat is alles. En daar is op het eerste gezicht helemaal niets mis mee.

Maar let nu op. In mijn stukjes laat ik zien waarom naast criterium A het zwakkere criterium B uiteindelijk toch ook onhoudbaar is. In de rest van Snels repliek ben ik op mijn argumentatie geen adequate tegenwerpingen tegengekomen. Wel helaas wederom een hoop verwarrende uitspraken, die ik verder maar laat rusten.

woensdag 2 juli 2014

Moeten we logisch consistent zijn? (II)

Mijn stukje gisteren over de vraag of we logisch consistent moeten zijn, leidde op twitter en facebook tot wat vragen en discussie. Ik vul hieronder daarom nog wat aan. Het in genoemd stukje besproken criterium moet niet verward worden met de gangbare eis van logische consistentie. Het criterium luidt niet dat logische consistentie van een verzameling uitspraken een noodzakelijke voorwaarde is voor het redelijk kunnen accepteren ervan. En dit is maar goed ook. Het kan namelijk heel redelijk zijn om een verzameling uitspraken waarvoor we goede gronden hebben te accepteren, ook al kunnen we niet uitsluiten dat deze verzameling in zijn geheel logisch inconsistent is. Sterker nog, vanwege de beperktheid van onze menselijke cognitieve vermogens, komen dit soort situaties zelfs vaak voor. Weet Mark bijvoorbeeld zeker dat de verzameling uitspraken van een omvangrijk door hem geschreven wetenschappelijk boek logisch consistent is? Natuurlijk niet. Er kunnen hier en daar best uitspraken in dat boek staan die niet tegelijkertijd waar kunnen zijn. Jan kan dat niet afdoende uitsluiten. Toch accepteert Jan iedere zin van zijn boek. En terecht. Het eisen van logische consistentie voor het redelijk kunnen accepteren van een verzameling uitspraken is dan ook onhoudbaar. Een dergelijke eis legt de lat voor redelijkheid veel te hoog.

De eis van logische consistentie vormt zoals gezegd dan ook niet het onderwerp van mijn stukje van gisteren. Het daarin besproken criterium voor redelijkheid is veel zwakker. Nergens wordt geëist dat de verzameling uitspraken in kwestie logisch consistent moet zijn. Het criterium eist alleen maar dat als de desbetreffende verzameling logisch inconsistent is, dit in ieder geval niet geweten wordt door diegene die de verzameling wil accepteren. Dit zwakkere criterium lijkt, zoals ik gisteren aangaf, op het eerste gezicht wél adequaat.

Het aardige is echter dat zelfs dit zwakkere criterium niet in algemene zin houdbaar is. Waarom dit zo is, liet ik in genoemd stukje zien aan de hand van het voorbeeld van alle overtuigingen die iemand heeft. Ik zal dat hier niet herhalen. Het kwam er in essentie op neer dat je heel redelijk kunt zijn in het accepteren van al je overtuigingen en tegelijkertijd weet dat deze verzameling niet logisch consistent is. Het criterium faalt dan omdat eruit zou volgen dat je in dit geval juist niet redelijk bent in het accepteren van al je overtuigingen.

Nu kan tegengeworpen worden dat het voorbeeld slecht gekozen is omdat het nooit gaat om alle overtuigingen die iemand heeft. We bekijken in iedere situatie slechts een beperkte verzameling van overtuigingen, zoals bijvoorbeeld de overtuigingen die gezamelijk een bepaalde theorie vormen. Dit bezwaar is echter niet adequaat. Er zijn namelijk eveneens situaties denkbaar waarin het wel degelijk om een beperkt aantal overtuigingen gaat en iemand toch redelijk is in het accepteren van een verzameling uitspraken waarvan hij of zij weet dat deze logisch inconsistent is.

Neem een loterij met 10 triljard loten (verhoog dit aantal gerust naar believen) en precies één winnend lot. Voor ieder afzonderlijk lot accepteer je redelijkerwijs de uitspraak dat dat specifieke lot verliest. Je accepteert dus uitspraken als 'Lot 24245353 verliest', 'Lot 6868676342 verliest', etc. Tegelijkertijd accepteer je ook de uitspraak dat precies één lot wint. Welnu, de verzameling van deze 10 triljard + 1 uitspraken is logisch inconsistent. Ze kunnen onmogelijk allemaal waar zijn. Toch ben je niet irrationeel in het accepteren van deze verzameling. Het criterium faalt dus ook in situaties zoals deze, waarin het helemaal niet om alle overtuigingen van iemand gaat.

Voor hen die om wat voor reden dan ook bedenkingen hebben bij dit loterij voorbeeld zijn er ook andere voorbeelden, zoals het voorbeeld van Mark hierboven. Het is namelijk alleszins redelijk voor Mark om iedere afzonderlijke uitspraak uit zijn omvangrijke wetenschappelijke boek te accepteren en tegelijkertijd te accepteren dat hij heus wel ergens een foutje heeft gemaakt. Kortom, Mark kan dus redelijkerwijs een verzameling uitspraken accepteren (namelijk de verzameling van alle uitspraken in zijn boek tezamen met de uitspraak dat niet alle uitspraken in zijn boek waar zijn) waarvan hij weet dat deze logisch inconsistent is. Maar dan volgt opnieuw dat het criterium faalt omdat het ten onrechte impliceert dat Mark irrationeel is in zijn acceptatie van die verzameling.

Genoemd criterium is dus inderdaad onhoudbaar, ook wanneer we ons beperken tot beperkte verzamelingen van uitspraken. Je kunt redelijk zijn in het op basis van goede gronden accepteren van een beperkte verzameling uitspraken, ook wanneer je weet dat ze niet allemaal waar kunnen zijn. En dit ligt eigenlijk ook voor de hand. Neem maar de volgende analogie. Je kunt redelijk zijn in het met verstand van zaken helpen van een groep noodlijdende mensen, ook wanneer je weet dat je ze niet allemaal kunt redden.

dinsdag 1 juli 2014

Fine tuning en natuurlijke evolutie

Een mogelijk bezwaar tegen het bekende fine tuning argument voor theïsme is dat als er al sprake zou zijn van fine tuning, dit slechts fine tuning is voor een duurzaam universum met stabiele materie in plaats van voor intelligent leven. Is dit bezwaar overtuigend? Dit is niet het geval.

In de eerste plaats is een extreem kleine bandbreedte van duurzame universa met stabiele materie ten opzichte van een extreem grote bandbreedte van vluchtige chaotische of lege universa nog steeds een zeer saillant verschijnsel dat een verklaring behoeft. Het bezwaar zelf erkent dit in feite ook. Het spreekt immers zelf nog steeds over de fine tuning van een duurzaam universum met stabiele materie. Maar dan komen we, net zoals bij het oorspronkelijke fine tuning argument, wederom uit bij een intentionele wilsact als beste verklaring voor de waarden van de natuurconstanten. De alternatieve verklaringsopties toeval, fysische noodzakelijkheid en multiversum vallen immers, op analoge wijze als bij het oorspronkelijke fine tuning argument, af.

Bovendien kan worden beargumenteerd dat er, contra genoemd bezwaar, wel degelijk sprake is van fine-tuning voor intelligent leven. Deze argumentatie verloopt globaal als volgt. Een duurzaam universum met stabiele materie kan niet anders dan een langdurig proces van natuurlijke evolutie op gang brengen. Dit is fysisch noodzakelijk. En zo'n evolutionair proces kan vervolgens op termijn niet anders dan leiden tot het ontstaan van complexe levensvormen. Dit is inherent aan een proces van natuurlijke evolutie zelf. Op de lange termijn ontstaan altijd complexere uit eenvoudigere structuren. Kortom, fine tuning voor een duurzaam universum met stabiele materie is de facto alsnog fine tuning voor intelligent leven. Het bezwaar faalt daarom.

Deze tweede repliek laat zien dat de evolutietheorie een belangrijke rol kan spelen in het beantwoorden van bepaalde bezwaren tegen het fine tuning argument. De evolutietheorie is dan ook geenszins incompatibel met theïsme. Integendeel.

Moeten we logisch consistent zijn?

Wanneer is het redelijk om een bepaalde verzameling uitspraken, zoals 'Rome is de hoofdstad van Italië', 'Ik ben gisteren naar Parijs geweest' en '2+3=5', te accepteren? Filosofen hebben door de eeuwen heen allerlei criteria ontwikkeld om deze vraag te beantwoorden. Veel van deze criteria zijn een zogenaamde noodzakelijke voorwaarde voor redelijkheid. Dat wil zeggen dat een gegeven verzameling uitspraken niet redelijk geaccepteerd kan worden als niet aan het criterium in kwestie is voldaan.

Neem bijvoorbeeld het criterium dat het niet zo mag zijn dat de verzameling uitspraken logisch inconsistent is en je ook weet dat die verzameling inconsistent is. Dit lijkt een zeer adequaat criterium. Want hoe zou het ooit redelijk kunnen zijn om een verzameling uitspraken te accepteren waarvan je op voorhand al weet dat deze logisch inconsistent is? Niets lijkt inderdaad onredelijker dan het willens en wetens accepteren van een logisch inconsistente verzameling uitspraken!

Toch is dit criterium onhoudbaar, zoals Branden Fitelson onlangs uiteenzette aan het begin van zijn zeer interessante VU lezing over coherentie. Beschouw maar eens de verzameling van al jouw persoonlijke overtuigingen. Deze verzameling is natuurlijk erg omvangrijk. Het bestaat uit een zeer groot aantal opvattingen, zoals over hoe je heet, waar je woont, wat je gisterenavond at, wat de hoofdstad van Estland is, enzovoort, enzovoort. Uiteraard accepteer je iedere uitspraak in deze verzameling. Het zijn immers jouw overtuigingen. Welnu, vraag je eens in alle eerlijkheid het volgende af. Geloof je dat al jouw overtuigingen, zonder enige uitzondering, stuk voor stuk waar zijn? Geloof je anders gezegd dat je je in helemaal niets vergist? Natuurlijk doe je dat niet. Als iemand jou mededeelt dat vast één of meerdere van jouw overtuigingen onwaar zijn, dan vertelt hij of zij jou echt niet nieuws.

Maar wat volgt hieruit? Allereerst dat de volgende overtuiging ook tot de verzameling van al jouw overtuigingen behoort: "Niet al mijn overtuigingen zijn waar". En hieruit volgt vervolgens dat deze verzameling logisch inconsistent is! Het is immers onmogelijk dat al jouw overtuigingen waar zijn. Want als ze allemaal waar zijn, dan is ook jouw overtuiging dat niet al jouw overtuigingen waar zijn een ware overtuiging, wat direct een tegenspraak oplevert. Kortom, de verzameling van al jouw overtuigingen is inderdaad logisch inconsistent. Je weet (nu) dus dat deze verzameling logisch inconsistent is. Maar dan voldoe je niet aan genoemd criterium. Je bent op grond ervan irrationeel! En dit geldt uiteraard niet alleen voor jou, maar ook voor elk ander redelijk mens. Geen enkel weldenkend mens is immers zo naïef of arrogant om te denken dat alles wat hij of zij gelooft waar is, dat hij of zij zich nergens vergist.

Genoemd criterium is dus, hoe redelijk op het eerste gezicht wellicht ook, bij nader inzien volstrekt onhoudbaar. Wanneer we het accepteren zou niemand die eventjes over zijn of haar overtuigingen nadenkt nog langer rationeel zijn. Het zou dus betekenen dat ieder weldenkend mens irrationeel is. Maar dat is evident onzinnig. Het begrip 'redelijkheid' verliest zijn betekenis als geen enkel weldenkend mens nog langer redelijk is. Het criterium legt de lat voor redelijkheid daarom onredelijk hoog en kan dus niet aanvaard worden.

Maar wat nu? Als het hierboven besproken criterium geen noodzakelijke voorwaarde is voor het redelijk accepteren van een verzameling uitspraken, zijn er dan misschien wel andere adequate criteria voorhanden? In zijn VU lezing liet Fitelson zien dat zulke criteria er inderdaad zijn. Het zou echter te ver voeren daarop hier nader in te gaan.