donderdag 27 december 2012

Geest en stof

De kerstdagen liggen al weer achter ons. Oud en nieuw staat voor de deur. Maar laten we voordat het nieuwe jaar begint nog eens terugblikken op het kerstfeest. We vierden dat God incarneerde in Jezus. Maar hoe is dat mogelijk? Welnu, als God een lichaamsloze geest is, dan is het denkbaar dat God een verbinding aanging met een stoffelijk lichaam. “Maar dat veronderstelt dat geest los van materie kan bestaan!”, zullen velen uitroepen, om daar onmiddellijk aan toe te voegen dat dit “een volstrekt achterhaalde opvatting” is. Is dit werkelijk het geval?

Is bewustzijn zelf stoffelijk?
Wie denkt dat bewustzijn niet zonder materie kan bestaan heeft iets uit te leggen. Want waarom zou dat immers niet mogelijk zijn? Een veelgehoord antwoord is dat mentale toestanden identiek zijn aan materiële toestanden: geest is materieel. De veronderstelling dat onze gedachten, gevoelens en gewaarwordingen identiek zijn aan groepjes vurende neuronen is echter absurd. Geen mens kan oprecht geloven dat subjectieve ervaringen of innerlijke gevoelens, zoals het ruiken van de geur van verse koffie, het zien van een heldere blauwe lucht of het beleven van verliefdheid, restloos gelijk zijn aan groepjes bewegende materiedeeltjes. Zo kan ik enthousiast zijn, opgelucht zijn, pijn voelen, dagdromen, maar mijn neuronen kunnen dat niet. En inderdaad hebben groepjes vurende neuronen allerlei eigenschappen die onze mentale toestanden niet hebben, zoals massa, volume, dichtheid en een ruimtelijke vorm, terwijl omgekeerd mentale toestanden allerlei eigenschappen hebben die groepjes vurende neuronen niet hebben, zoals intentionaliteit, begrip, betekenis en logische relaties. Maar dan kunnen mentale toestanden niet identiek zijn aan materiële toestanden.

Wordt bewustzijn door stof geproduceerd?
“Geen nood”, zal men meestal tegenwerpen, “we hoeven niet aan te nemen dat geest en stof hetzelfde zijn. Het is voldoende om te beweren dat bewustzijn altijd een materiële drager moet hebben omdat mentale toestanden worden geproduceerd door materiële toestanden”. Ook dit is nogal een uitspraak. Wij kunnen ons namelijk op geen enkele wijze een voorstelling maken van de wijze waarop onbewuste stof überhaupt in staat zou zijn om bewustzijn te produceren. Hoe zou louter bewegende materie immers ooit zoiets als subjectieve innerlijke ervaringen kunnen voortbrengen?

Wie bovendien de gevolgen nagaat van de claim dat onze geest wordt geproduceerd door stof, kan niet anders dan concluderen dat deze claim zeer problematisch is. Vanuit het derde persoonsperspectief van de materie komen we namelijk nooit uit bij het eerste persoonsperspectief van onze geest. En wie bij de neuronen aanvangt komt nooit meer uit bij het geheel, bij de rijke en betekenisvolle context van de wereld waarin wij leven. We kunnen alles weten over de werking van onze neuronen, maar nooit leren we zo hoe het is om rood te zien of wat het betekent om naar Canada te emigreren.

Bovendien volgt uit het idee dat bewustzijn wordt voortgebracht door onbewuste stof dat onze geest slechts een bijverschijnsel is van causale materiële processen. Al onze handelingen worden dan immers door neuronen veroorzaakt zodat onze mentale toestanden nooit ergens de oorsprong van zijn! Ons bewustzijn is als de stoom die door een stoomlocomotief wordt uitgestoten: niet in staat om wat dan ook in gang te zetten. Als ik naar de keuken loop om een glas water te halen, dan is het feit dat ik dorst heb daarvan niet de oorzaak. Als ik wegren, dan is het feit dat ik bang ben voor een aanstormende tijger daar niet de oorzaak van. Als ik op mijn arm krab, dan is het feit dat ik jeuk voel daarvan evenmin de oorzaak. Kortom, ons besef dat wij ons eigen gedrag mentaal veroorzaken zou een illusie zijn. Dit gaat echter zó tegen ons zelfbesef in dat we deze conclusie alleen zouden moeten aanvaarden als daar hele goede redenen voor zijn. En het feit dat hersenwetenschappers nooit zijn gestuit op bewustzijn zonder hersenen is geen goede reden. Zij onderzoeken immers per definitie alleen hersenen. Zo is leven op andere planeten ook niet ineens onwaarschijnlijk omdat biologen alleen leven op aarde onderzoeken. Al met al is het dus redelijk te menen dat bewustzijn niet het product van stof is.

Dualisme
Maar dit leidt tot een wellicht verrassende conclusie. Als bewustzijn niet identiek is aan materie, en ook niet door stof geproduceerd kan worden, dan is bewustzijn een eigenstandige categorie, welke weliswaar met materie verbonden kan zijn, maar daarnaast ook los van materie kan bestaan. En laat God nu een treffend voorbeeld van een onafhankelijk bewustzijn zijn, van een lichaamsloze geest die tijdelijk een verband met stof aanging, zonder ermee samen te vallen of erdoor geproduceerd te zijn.

woensdag 26 december 2012

Het volle leven

"De gewoonte om Eckhart als mysticus te betitelen heeft veel misverstand gewekt. Weliswaar is zijn leer - evenals die der mystici - gericht op eenwording van de mens met God, maar Eckharts weg is toch vooral een rationele. De terugkeer van de ziel naar de goddelijke oorsprong is er een van intellect naar intellect. Want God is puur intellect, de logos, die zichzelf eeuwig in intellect herschept: de zielenvonk in elke menselijke ziel. En de wijze waarop Eckhart die weg beschrijft is eveneens van hoog intellectueel niveau. In zijn 'Boek van de goddelijke vertroosting' beroept hij zich daarbij op Seneca: 'Een heidens leermeester, Seneca, zegt: men moet over voorname en hoge dingen spreken met voorname en hoge gezindheid en met verheven ziel [...]. Daarom immers leert men de onontwikkelden, opdat zij van ongeletterd geleerd worden. Als er niets nieuws zou zijn, werd er niets oud.' In die uiterst rationele toonzetting van zijn leer betoont Eckhart zich een kind van de middeleeuwse scholastiek en een denker in de methodische lijn van het aristotelisme. Hier wijkt hij radicaal af van andere mystici van zijn tijd, die gedreven worden door liefde tot God en de Christus, vooral de Christus van de passie.
Ook op een ander, essentieel punt verschilt Eckhart van overige mystici. In tegenstelling tot hen wil hij van geen terugtrekken in eenzaamheid weten. Hij is een verklaard tegenstander van wat men in het Duits zo mooi Versenkungsmystik is gaan noemen. Schijnbaar paradoxaal preekt hij zoals gezegd de eenheid van contemplatief en actief leven, van vita activa en vita contemplativa. Niet in het isolement van de kloostercel is God te vinden, maar in het volle leven, dat in zijn tijd bol moet hebben gestaan van krasse tegenstellingen. Bij nader inzien is er van geen tegenstelling sprake, want hoewel het actieve leven, het leven van de praktische zielzorger, de beste coulisse voor de Godzoekende mens is, dient deze daarin toch de hoogste staat van afgescheidenheid na te streven."

Jacobs, Jef. ‘God is niet God! Leven en werk van Meister Eckhart’ In: Goedegebuure, J., De Jong, O., red. Eckhart Nu. Amsterdam-Antwerpen: Augustus, 2010: 39.

donderdag 20 december 2012

Het Arminius debat

Gisterenavond ben ik in Rotterdam in denkcafé Arminius in debat gegaan met Maarten Boudry over de vraag of God bestaat. Het was een mooie avond waar ik met veel plezier op terugkijk. Ook de discussies daarna met mensen uit het publiek, en vervolgens in het café om de hoek met Maarten en de redactie van Arminius waren erg leuk en de moeite waard. Het debat is live uitgezonden op internet en is hier te bekijken. Ook langs deze weg wil ik Arminius danken voor het organiseren van deze avond.

maandag 17 december 2012

Een speculatieve theodicee?

Kan de vraag naar het kwaad ook dialectisch benaderd worden? Dit lijkt wellicht het geval te zijn. Het volgende laat zich immers denken. Wanneer God inderdaad de ultieme grond en eenheid is van het zijn, de zijnsvolheid van de werkelijkheid, dan is al het mogelijke tenslotte uit God en kan niets exterior aan God zijn. God moet daarom alle mogelijke zijnsmomenten in zichzelf opnemen. God dient in Zichzelf alle mogelijke aspecten van de werkelijkheid te verenigen. Tegen deze achtergrond wordt het invoelbaar dat zelfs nog het negatieve, het gebrek, het imperfecte als aspect in God opgenomen moet zijn. Maar hoe kan dit als God een perfect wezen is?

De enige weg waarlangs God zelfs nog het inferieure, het gebrekkige, als moment in Zichzelf kan verenigen is langs de weg van schepping. Door schepping veruitwendigt God Zichzelf in iets wat aan God secundair en dus achtergesteld is. Door nu de met de schepping noodzakelijk gepaard gaande negativiteit te ervaren en op Zichzelf te betrekken, en door haar vervolgens middels een terugkerende beweging in Zichzelf op te nemen, kan God werkelijk gelden als de volheid van het zijn. Alléén zo kan God immers al het mogelijke als zijnsaspect in Zichzelf opnemen, zelfs het gebrekkige en het onvolmaakte. In één van zijn lezingen verwoordt Alain Badiou de kern van deze speculatieve dialectische gedachte als volgt: "The positive cannot be truly perfect without an experience of the negative. True perfection is therefore always through the negative".

Gods weg naar zijnsvolheid is dus door schepping heen. De in God op te nemen momenten van negativiteit kunnen immers alleen manifest worden in een door God veruitwendigde sfeer van creatuurlijkheid. Schepping lijkt dan ook onvermijdelijk. Slechts door schepping kan God werkelijk de allesomvattende diepte van de wereld vormen. Alleen zo is God de onuitputtelijkheid waarin al het mogelijke als moment gegrond is. Gods uitgaan in het noodzakelijk met negativiteit gepaard gaande creatuurlijke en Gods terugkeer naar de oorsprong, naar Zichzelf, is dus nodig. Opdat God God is, aldus deze speculatieve theodicee. Kan zij succesvol zijn? Ik laat de vraag hier staan.

zondag 16 december 2012

Over de redelijkheid van moreel realisme

Het is alleszins redelijk om te beweren dat bepaalde zaken in objectieve zin verwerpelijk zijn. In de morele ervaring ervaren wij namelijk een sfeer van waarden die voor ons objectieve geldigheid hebben. Zo is lustmoord of het doodmartelen van een kind eenvoudigweg verwerpelijk, wat wie dan ook daar verder ook van mag vinden. Stel dat Hitler de oorlog zou hebben gewonnen en na verloop van tijd iedereen op aarde zou hebben laten uitroeien die de Holocaust niet verwerpelijk acht, zodat op enig moment de wereld alleen nog maar uit mensen bestaan zou hebben die de Holocaust alles behalve verwerpelijk vinden. Zelfs dan is het redelijkerwijs uiteraard nog steeds waar dat het verwerpelijk is om zes miljoen Joden te vergassen. Bepaalde zaken zijn anders gezegd nu eenmaal verwerpelijk los van onze menselijke, al te menselijke, overtuigingen. En inderdaad, natuurlijk is er een significant betekenisvol objectief verschil tussen het liefdevol verzorgen van een kind en het bewerken van het gezicht van een kind met een mes.

Wij kunnen derhalve een beroep doen op onze innerlijke morele ervaringen om de claim dat bepaalde zaken in objectieve zin verwerpelijk zijn te onderbouwen. Het is immers heel normaal om een beroep op onze ervaringen te doen. In het geval van onze uiterlijke zintuiglijke ervaringen doen we niet anders, dus waarom zou dat in het geval van onze innerlijke ervaringen ineens niet mogen? Wie het lijden in het gelaat van de ander aanschouwt, wie daadwerkelijk een fenomenologie van deze aanschouwing ontwikkelt, zal moreel relativisme afwijzen. Ga maar eens het betekenisvolle verschil na tussen het van mening verschillen over de vraag of chocolade ijs lekkerder is dan aardbeiden ijs en het van mening verschillen over de vraag of het beter is een kind liefdevol te verzorgen dan een kind dood te martelen.

In de morele ervaring ervaren wij dat bepaalde zaken werkelijk in en op zichzelf verwerpelijk zijn. Zulke ervaringen hebben op ons dan ook een overduidelijk appel of arrest karakter. En wie in alle oprechtheid erkent dat hij of zij gelooft dat (bijvoorbeeld) verkrachting verkeerd is, kan niet anders dan erkennen dat hij of zij in feite ook gelooft dat het waar is dat verkrachting verkeerd is ("If subject S believes P, then it seems to be true to S that P"). Als je iets gelooft, dan lijkt datgene wat je gelooft immers in jouw ogen waar, zodat iemand die gelooft dat verkrachting verwerpelijk is in feite al gecommitteerd is aan het geloof in de objectieve verwerpelijkheid van verkrachting.

Gegeven onze universele algemeen menselijke diepgewortelde morele ervaringen is het dan ook alleszins redelijk om te concluderen dat de bewijslast ligt bij moreel nihilisten die het bestaan van objectieve morele waarden proberen te ontkennen. Wij mogen immers in onze oordelen redelijkerwijs van onze algemeen menselijke zintuiglijke én innerlijke ervaringen uitgaan todat het tegendeel van deze ervaringen overtuigend beargumenteerd kan worden. Welnu, tot dusver is er nog geen enkel wijsgerig argument voor moreel nihilisme geformuleerd waarvan de premissen overtuigender zijn dan onze morele ervaringen zelf! Niet voor niets is moreel realisme verreweg de meest plausibele interpretatie van ons feitelijke morele taalgebruik en onze feitelijke morele oordelen.

maandag 10 december 2012

Het ontologisch argument van Robert Maydole

Robert Maydole publiceerde in 2003 in Philo een geheel nieuw intrigerend ontologisch argument voor het bestaan van precies één maximaal perfect wezen, oftewel God. Het argument bestaat uit drie premissen (1, 2 en 3) en één conclusie (C).

(1) De negatie van een perfectie is géén perfectie,
(2) Een perfectie impliceert alléén perfecties,
(3) Het zijn van een maximaal perfect wezen is een perfectie,
(C) Er bestaat een maximaal perfect wezen.

Hierbij is een perfectie een eigenschap waarvoor geldt dat het beter is deze eigenschap wel dan niet te hebben. En een entiteit is een maximaal perfect wezen als het onmogelijk is dat er iets is dat groter of even groot is als deze entiteit.

De afleiding van de conclusie uit de premissen verloopt globaal als volgt. Neem aan dat het niet mogelijk is dat er een maximaal perfect wezen bestaat. In dat geval geldt voor alle X dat het noodzakelijk waar is dat X geen maximaal perfect wezen is. Maar dan volgt dat de logische implicatie 'Als X een maximaal perfect wezen is, dan is X niet een maximaal perfect wezen' waar is in alle mogelijke werelden. Uit (3) en (2) volgt dan dat 'niet maximaal perfect zijn' eveneens een perfectie is. Dit is echter in tegenspraak met (1). We dienen de aanname dus te verwerpen. Maar dan volgt dat een maximaal perfect wezen mogelijk is.

Welnu, als een maximaal perfect wezen mogelijk is, dan volgt uit de Barcan formule van de modale logica dat er een entiteit bestaat, zeg A, dat mogelijk een maximaal perfect wezen is. Het is dus mogelijk dat het onmogelijk is dat er iets is dat groter of even groot is als A. Nu is alles wat mogelijk onmogelijk is daadwerkelijk onmogelijk. Het is dus onmogelijk dat er iets is dat groter of even groot is als A. Kortom, A is een maximaal perfect wezen. Er bestaat dus een maximaal perfect wezen. En dit wezen is uniek. Als er namelijk twee maximaal perfecte wezens zouden bestaan dan zouden ze elk groter moeten zijn dan de ander, wat onmogelijk is.